Over de trekker en de reizigers
Ik las ooit een boek waarbij mensen werden onderverdeeld in drie categorieën; de reizigers, de trekkers en de zwervers. Alle typen gaan hun weg (in het leven) en doen dat op hun eigen manier. Ieder vanuit zijn eigen kwaliteiten. Wanneer ze met elkaar op moeten trekken kunnen ze elkaar ongelooflijk frustreren, maar de ontmoeting en het contact kan ook wederzijds heel inspirerend en leerzaam zijn.
Reizigers hebben een duidelijk plan. Ze gaan van A naar B, waarbij de route vast ligt. Ze weten hoe ze reizen, wanneer ze gaan, hoe lang dat duurt, etc. Mogelijk zelfs inclusief de vertrek -en aankomsttijden op de tussenstops. Ze bereiden zich goed voor, weten wat ze waarschijnlijk kunnen verwachten. In principe komen ze onderweg niet veel verrassingen tegen en dat vinden ze wel comfortabel. Reizigers worden onrustig wanneer er geen duidelijk plan is.
De trekkers hebben (meestal) ook een soort plan, maar veel minder vastomlijnd. Globaal weten ze waar ze naar toe gaan en hoe de route er ongeveer uit ziet. Dat kunnen ze de avond van tevoren bepalen. In principe hebben ze een idee hoe ze zullen gaan en hoe lang dat zou kunnen duren, maar onderweg kunnen ze nog van alles tegenkomen waardoor het plan verandert. Daar zijn op voorbereid. Trekkers worden onrustig wanneer het plan te concreet is.
De zwervers vormen de laatste categorie. Ze hebben niet een specifiek einddoel, leven bij de dag en volgen geen van tevoren bedachte route. Ze hebben geen echte eindbestemming, de route zelf is al een bestemming op zich. Zwervers kunnen tijdelijk ergens blijven ‘hangen’, om daarna weer verder te trekken. Ze zijn behoorlijk autonoom en zitten niet vast aan afspraken of structuren. Daardoor hebben ze het vermogen om paden te lopen die nog niet door een ander zijn ontdekt. Zwervers worden onrustig wanneer er een plan is.
De beschrijvingen van de reiziger, de trekker en zwerver hierboven zijn natuurlijk erg globaal, maar je kunt je er vast iets bij voorstellen.
Ik herken me het meest in de trekker, die een neiging heeft om te zwerven. Ik weet vaak ongeveer wel waar ik heen ga, maar met een te uitgewerkt plan kan ik het gevoel hebben dat ik me vastleg, dat ik m’n handen niet (voldoende) vrij heb. Ik kan nú wel bedenken dat ik het leuk vind om over een paar maanden een reis door Scandinavië te maken, maar misschien wil ik tegen die tijd wel veel liever naar de zon.
Het niet hebben van een uitgewerkt plan hebben geeft me vaak een gevoel van ruimte, vrijheid en flexibiliteit. Dat er nog lange tijd veel mogelijk is. Het zorgt ervoor dat ik bijvoorbeeld een week van tevoren (of korter :-)) kan bedenken waarheen ik op zomervakantie ga. En ja, ik geef toe dat het soms op het laatste moment wel even wat onrust geeft, omdat de mogelijkheden inmiddels wat beperkter zijn geworden en dus de voorbereiding niet optimaal. Maar al vrij snel kan ik me dan overgeven aan de situatie en gewoon aankijken wat er op mijn pad komt vanuit het vertrouwen dat het wel goed zal komen met alles dat ik in mijn rugzak heb. En onderweg vind ik het prettig om af en toe even ergens ‘doelloos rond te hangen’, echter niet te lang.
Ik merk dat mijn vermogen om te kunnen trekken en zwerven mij helpt in mijn rol als coach en procesbegeleider. Ik werk vaak met cliënten en teams die gewend zijn om te plannen en een (behoorlijk uitgedachte) strategie te hebben (en volgen). Dat geeft ze een idee hoe ‘het’ ongeveer zou moeten lopen; hun ontwikkeling, relatie, carrière, gezin, …
Wanneer het dan toch anders loopt, ontstaat er vaak verwarring en onrust. Daar houd ik van. Ik loop dan graag even met ze mee, begeleid ze in het ongemak van het zoeken naar hun (nieuwe) route. En dan geeft het ruimte om zijpaden te mogen verkennen, nieuwe weggetjes te ontdekken of simpelweg even stil te staan bij dat wat er is. Dan kan alles er zijn, zonder oordeel.
Vanuit deze zoektocht vinden ze geleidelijk aan weer vaste grond onder hun voeten, waarop ze in een steviger tempo verder kunnen stappen.